Terug naar overzichtspagina
5-10 minuten leestijd  •
Tekst: Tefke van Dijk / Foto’s: Sander Koning

Van doelen naar onderwijs: De do’s & don’ts volgens drie onderwijsexperts


Hoe vertaal je landelijke ambities naar betekenisvol onderwijs in de klas? Welke keuzes maak je als team over wat leerlingen écht moeten leren? Drie sprekers op het SLO-congres geven hun adviezen mee aan leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals die alvast aan de slag willen met de definitieve conceptkerndoelen.

Foto: Jens Mollenvanger
Dominique Sluijsmans:
"Toetsen begint bij nieuwsgierigheid naar leerlingen en hun leerproces"

De boodschap van lector curriculumontwikkeling Dominique Sluijsmans, is helder: toetsing moet het leren niet stoppen, maar in beweging houden. “We zien toetsing vaak als iets afzonderlijks. Ik wil juist de verbinding laten zien: mét de kerndoelen, mét het leerplan, en vooral mét het belang van de leerling. Toetsing is een manier om nieuwsgierig te zijn naar je leerlingen. Snappen ze wat ik heb onderwezen? Helpt dit ze écht verder?

De actualisatie van de kerndoelen biedt volgens Dominique kans om terug te gaan naar de kern. Hoe ziet ons leerplan eruit? Waarom doen we wat we doen? En hoe verhouden onze keuzes zich tot de nieuwe doelen? “Zie de kerndoelen niet als keurslijf, maar als ontwerpmateriaal”, adviseert ze. “Vaak blijkt dat scholen al veel doen wat erin staat. Je hebt als onderwijsprofessional immers niet twintig jaar stilgestaan.”

Dominique benadrukt bovendien hoe waardevol de Nederlandse onderwijsvrijheid is. “Ik houd niet van dichtgetimmerde curriculuminhouden. Het is mooi dat we in Nederland ruimte hebben voor regionale en schoolspecifieke accenten. Dat moeten we koesteren.” Belangrijk in haar ogen is dat scholen verder kijken dan alleen de doelen op papier. “In het werk en gedrag van leerlingen zie je vaak prachtige uitingen van kerndoelen, zonder dat ze letterlijk benoemd hoeven te worden.”

De lector curriculumontwikkeling besluit met enkele praktische adviezen aan scholen: “Creëer rust. Niet alles tegelijk willen, maar focussen. Begin bij waar energie zit in je team. Kijk wat je al doet en benut de expertise die voorhanden is. Pak de regie over je professionaliteit. Dat vraagt overigens ook iets van leiderschap. En bovenal: laat je niet leiden door de vraag wat meetbaar is, maar door je visie op goed onderwijs, waarbij toetsing het onderwijs en vooral de leerling in beweging houdt.”

Foto: Jurrian Neijenhuis
Bert Wienen:
"Goed onderwijs ís inclusief onderwijs"

“Voor mij is inclusief niet zomaar een bijvoeglijk naamwoord bij onderwijs”, benadrukt Bert Wienen. “Inclusief onderwijs is goed onderwijs met een sterke pedagogische basis en een team met een idee over goed onderwijs. Hoe beter we nadenken over wat goed onderwijs is, hoe inclusiever het vanzelf wordt”, zegt de psycholoog, onderwijswetenschapper en bedrijfskundige.

Berts advies: “De kerndoelen kunnen helpen om richting te geven en voor alle leerlingen de verwachtingen hoog te houden. Er zijn geen algemene do’s en don’ts. Kijk naar je eigen context, naar je team, naar je leerlingen. Stel de vraag: ‘past wat wij doen bij ónze leerlingen?’ Dáár begint inclusief onderwijs. Dàt is de waarde waar we samen naartoe moeten.”

Volgens Bert is het gesprek over wat goed onderwijs is te veel uit zicht geraakt. “We praten nu vooral over opbrengsten, over cijfers, over jeugdhulpverlening. Leraren raken bedolven onder mantra’s van ‘jij moet dit en jij moet dat’. Daardoor verliezen we ons ideaal uit het oog: goed onderwijs voor álle kinderen. We moeten kinderen niet allereerst zien als ‘kwetsbaar’ of ‘een probleemgeval’, maar als boodschappers van hun context. Een leerling vertelt ons iets over verwachtingen, relaties en hoe we onze klas inrichten. De vraag als het niet goed gaat met een leerling is niet: wat is er met dit kind aan de hand? Maar: wat zegt dit kind over ons onderwijs en over ons als onderwijsprofessionals?”

“Kerndoelen zijn prima, maar onderwijs mag je niet reduceren tot enkel het bereiken van kerndoelen. Het gaat om meer: kinderen ontwikkelen tot volwassenen die kunnen meedoen in de samenleving en mogelijk ook die samenleving kunnen veranderen. Dat leren ze niet alleen uit de inhoud van het onderwijs, maar juist ook door samen te leven in een klas: omgaan met verschillen, respect hebben.” Daarom is Bert ook blij met burgerschap. “Al hoop ik wel dat dit onderwerp breder opgepikt wordt door scholen: burgerschap betreft niet alleen inhouden die je behandelt in de klas, maar heeft bijvoorbeeld ook te maken met hoe je als school ouders tegemoet treedt. “Wat is de rol van de ouders, in relatie met school? Spreken we ouders vooral aan als individuele ouder van een individueel kind, of zien we ze als groep? ‘Wat gaat u als groep ouders met elkaar doen, om ervoor te zorgen dat de klas een goed jaar heeft?’ Dat heeft alles te maken met communicatie en respect voor elkaar”, aldus Bert.

Foto: Ilse Leijtens
Barend Last:
"Zorg dat we het digiplezier niet om zeep helpen”

Barend Last brengt een waarschuwing mee. “Laten we bij digitale geletterdheid niet dezelfde fout maken als eerder bij begrijpend lezen”, stelt de leraar van groep 3, onderwijskundige én kinderboekenschrijver. “Door een inhoudsloze en sterk instrumentele benadering hebben we het leesplezier bij leerlingen om zeep geholpen. Dat moeten we bij hun ‘digiplezier’ voorkomen.”

Zijn advies is om digitale geletterdheid te integreren in alle andere leergebieden, zoveel mogelijk in samenhang. Al kunnen aparte lessen in het begin zinvol zijn - bijvoorbeeld met een vakdocent - om te starten en ervaring op te doen. “Bij taal zet ik interactieve prentenboeken op het digibord, voor een rekenles gebruik ik een actuele game. Daarmee wordt digitale geletterdheid voor leerlingen betekenisvoller. Voor elke activiteit die je doet is wel een haakje te vinden: bij geschiedenis in gesprek met een virtuele avatar van Napoleon, bij rekenen bespreken hoe chatbots werken op basis van kansberekening, bij taal een project doen om digitale media te creëren bij een boek, enzovoorts.

Besef dat digitale geletterdheid niet alleen gaat om omgaan met digitale apparaten, het gaat evengoed om filosofische gesprekken en burgerschap. Een leraar hoeft geen digitale expert te zijn om aan de slag te kunnen met digitale geletterdheid. Belangrijk is vooral om uit te gaan van de dagelijkse context van kinderen. Zij worden op talloze manieren beïnvloed door digitale technologieën.”

Barend vindt het een goede ontwikkeling dat digitale geletterdheid nu eigen kerndoelen heeft. “Maar leraren doen vaak onbewust al veel meer aan digitale geletterdheid dan ze denken. We kunnen daarom veel winnen door eerst eens zichtbaar te maken wat er al gebeurt. Zo ga je van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam, nog zonder dat je iets hoeft te veranderen. Leg bijvoorbeeld de nieuwe kerndoelen eens naast je huidige rooster en kijk waar haakjes zitten. Begin vervolgens klein, met hier en daar een interventie. En bovenal: doe het samen, met collega’s én je leerlingen. Digitale geletterdheid is ook vooral een sociale praktijk.”