5-10 minuten leestijd  •
Publicatie: 8 juli 2025

Beter weten en zorgvuldig meten: wat gebeurt er in de klas?

Een curriculum is nooit af. Het moet mee blijven bewegen met de samenleving, leerlingen en onderwijspraktijk. Dat klinkt mooi, maar hoe doe je dat? Hoe weten we of er in de toekomst iets moet veranderen, en wat dan? Ons advies aan het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap (OCW) luidt: dat lukt alleen als we beter weten wat er écht in de klas gebeurt. Door samen te werken met een landelijke onderzoeksagenda krijgen we die kennis nog beter boven tafel.

Begin bij de praktijk: de school
Hoe ziet het onderwijs eruit op school en in de klas? Hoe vertalen scholen de landelijke kerndoelen en examenprogramma’s naar hun onderwijs? Wat helpt daarbij en wat niet? Daar weten we nog te weinig over. Ons advies is daarom: verzamel structureel nog meer kennis over hoe dit gaat. Begin bij de leraar, de schoolleider en hun dagelijkse keuzes in leerdoelen, lesmaterialen, toetsing en inrichting van het onderwijs. Alleen dan begrijpen we of en hoe het geactualiseerde curriculum ook echt landt in de klas. Of het goed gaat of dat het beter kan.
 
Samen méér en met regelmaat onderzoeken
Meer kennis verzamelen over de praktijk dus. Maar hoe? Op een doordachte manier: een landelijke onderzoeksagenda is een belangrijke eerste stap om het curriculum goed te blijven volgen en verbeteren. Zo’n agenda maakt dat we stapt voor stap meer kennis verzamelen over de uitvoering van het landelijke curriculum, verschillen tussen scholen en de randvoorwaarden voor succes. We realiseren ons namelijk heel goed dat er meerdere wegen naar Rome leiden. Naast de cijfers, gaat het dus juist om de ervaringen van leraren en leerlingen. En de randvoorwaarden van een succesvol curriculum. Denk aan deskundige leraren, goed lesmateriaal, ruimte voor professionele ontwikkeling en samenwerking tussen alle partijen in het onderwijs. Zonder zicht op deze zaken kunnen we problemen niet goed begrijpen of oplossen.
 
Geduld en een lange adem
Structureel meer en beter onderzoek doen, in samenhang met elkaar. Eerst met de focus op de implementatie van de geactualiseerde kerndoelen en examenprogramma’s. Gaan we richting een volgende update van het curriculum, dan verschuift het onderwerp van onderzoek ook geleidelijk naar de voorbereiding daarop. Pas als scholen langere tijd aan de slag zijn met het curriculum, kunnen we onderzoeken of de doelen worden bereikt. Dat duurt zeker vijf tot zeven jaar. Tot die tijd helpt het om stap voor stap informatie te verzamelen die laat zien wat er al lukt, hoe het werkt en wat beter kan.
 
Tot slot
Scholen kunnen al werken met de definitieve conceptkerndoelen voor Nederlands en rekenen/wiskunde. In 2026 kunnen scholen aan de slag met alle geactualiseerde conceptkerndoelen. De examenprogramma’s volgen daarna. Deze ‘implementatiefase’ is een kans om samen op te trekken. Aan de slag gaan en tegelijk kennis opdoen over de implementatie en het landen van de kerndoelen en examenprgpramma’s in de klas, met het oog op de toekomstige bijstelling. Die kans gaan we benutten: een doordacht curriculum doen we samen.